Alleen energieneutraal als we het urgent genoeg vinden

woensdag 18 mei 2016

Nederland heeft de ambitie om binnen enkele decennia energieneutraal te zijn. We maken echter onvoldoende tempo om deze ambitie waar te maken. We zullen wat ‘minder moeten …. en meer moeten poetsen’ om daar verandering in te brengen. Ook het Rijk is aan zet, zo blijkt uit de notitie van het Beleidsatelier van de hand van professor Wim Derksen. Goede bedoelingen moeten omgezet worden in realisatiekracht.

Energie in de gebouwde omgeving’

De lange termijnverkenning voor het realiseren van een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050 was begin 2016 aanleiding om een beleidsatelier te organiseren. Dit boog zich over de beleidsopties en de bijdrage van maatschappelijke organisaties. Derksen heeft dit beleidsatelier begeleid en de resultaten geanalyseerd. Ik herken zijn conclusies en zie hierin aanleiding om nog eens in te gaan op de belangrijkste kwesties.
 

Met nieuwbouw komt ’t wel goed

Sinds begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw zijn in de nieuwbouw flinke vorderingen gemaakt. Door de oliecrises in 1973 en 1979 kwam energiebesparing hoog op de agenda. Een combinatie van experimenteren, demonstreren en opschalen -lees voorschrijven in de bouwregelgeving- zorgde er voor dat de energetische kwaliteit van nieuwbouw geleidelijk, maar fors werd opgetrokken.  In 2020 zal alles wat nieuw gebouwd wordt (bijna) energieneutraal zijn (BENG). Een bewijs van het succes van voortschrijdende normstelling!

Meer kwaliteit niet zonder slag of stoot

Het optrekken van de eisen in de nieuwbouw ging en gaat niet zonder slag of stoot. Vanaf begin jaren 80 werden in experimenten nieuwe technieken beproefd. Deze werden aangewakkerd door aangekondigde normstelling in de bouwvoorschriften. De sector schreeuwde (aanvankelijk) moord en brand vanwege technische knelpunten, kostenverhoging en remmende effecten op de markt. (Zie ook “Duurzaamheidsoorlog”, Thomas van Belzen.)
Na een paar jaar experimenteren en demonstreren bleek dat het wél kon. Het oplossen van kinderziekten en verankering in regelgeving maakten dat het gangbare praktijk werd en dat de kosteneffecten nivelleerden. (Terug gaan naar de oude situatie zou opnieuw tot kostenverhoging leiden!) Bovendien zorgde regelgeving er voor dat verhoging van de energetische kwaliteit niet afhankelijk was van marktwerking.

Bestaande bouw weerbarstig

Zo ‘gemakkelijk’ als dat gaat in nieuwbouw, zo weerbarstig is de bestaande bouw. Je begint niet blanco en hebt te maken met een bestaande situatie, er zijn veel individuele beslissers en er is nauwelijks regelgeving. Een ander belangrijk knelpunt is de afhankelijkheid van vraag en aanbod, van de marktwerking. Particuliere woningeigenaren verbeteren hun huis alleen als ze daarin voldoende voordelen zien in vergelijking met de offers die ze daarvoor moeten brengen. Veel eigenaren vinden de propositie van energiebesparing niet zodanig aantrekkelijk dat ze direct aan de slag gaan. Bovendien wegen ze het af tegen andere bestedingsmogelijkheden, die hen misschien direct plezier bezorgen.
Dit beeld wordt bevestigd door onderzoek van Teamvier in opdracht van Bouwend Nederland en Uneto-VNI. Veel mensen vinden het verduurzamen van hun huis wel belangrijk, maar slechts een paar percent heeft concrete plannen. Ook de stichting Natuur en Milieu stelt dat pas in 2047 alle woningen geïsoleerd zullen zijn als we in het huidige tempo doorgaan. De kloof tussen zeggen en doen is dus groot.

Marktwerking

Over marktwerking zegt TwijnstraGudde: ‘Stakeholders ervaren in de praktijk weerbarstigheid in het samenspel van de ‘vraag’, ‘aanbod’ en ‘overheid’. Er wordt gewerkt met veel aannames; algemeen wordt aangenomen dat de vraagkant wil investeren in duurzaamheidsmaatregelen, de markt interesse heeft om te innoveren om deze vraag optimaal te verzilveren en de overheid er voor zorgt dat blokkades worden weggenomen en vraag- en aanbod elkaar gemakkelijker kunnen vinden. Deze aannames houden in de praktijk niet altijd stand. Gebouw- en woningeigenaren zijn over het algemeen minder met duurzaamheid bezig, maar eerder met de kwaliteit en de waarde van gebouwen en woningen.’

Ver van het bed en complex

Derksen constateert dat er in de bestaande gebouwde omgeving geen sprake is van grote vooruitgang. Hij stelt daarom de vraag aan de orde wat de eigenaar beweegt, niet alleen de particuliere eigenaar, maar ook corporaties en commerciële verhuurders. Het blijkt dat er koplopers zijn die het belangrijk vinden en vorderingen maken. Maar opschalen wil maar niet lukken omdat te weinig mensen het echt belangrijk genoeg vinden.

“Klimaat heeft voor de grote meerderheid van de huiseigenaren geen hoge prioriteit.”

Het klimaatdebat is ingewikkeld; er zijn ontkenners, gevolgen spelen pas op lange termijn, effecten van gedragsverandering zijn niet direct zichtbaar en het is een onoverzichtelijk vraagstuk. “Als men toch moet verbouwen, is er wel bereidheid … in alle andere gevallen wordt dat onderwerp graag uitgesteld.” Volgens Derksen zijn de nadelen voor de beslisser misschien wel evidenter dan de directe voordelen.

“Wie zich veel zorgen maakt over de klimaatverandering, neemt .. nadelen graag voor lief. Maar de meeste mensen maken zich niet veel zorgen over de klimaatverandering.”

Gedragsmodel Fogg

Het voorgaande sluit aan bij het gedragsmodel van Fogg, dat is aangehaald in een recent onderzoek van Van Kempen. Fogg onderscheidt drie voorwaarden voor gedragsverandering: 

  • ‘Motivation’: de beslisser moet gemotiveerd zijn. Bijvoorbeeld zich zorgen maken over klimaatverandering of direct kostenvoordeel kunnen behalen. 
  • ‘Ability’: de beslisser moet in staat zijn om het gewenste gedrag te vertonen, wat eerder het geval is bij overzichtelijke, eenvoudige vraagstukken.
  • ‘Trigger’: een gebeurtenis die het gedrag in werking zet. Bijvoorbeeld een verbouwing die toch al nodig is. Duurzaamheidsmaatregelen in particuliere huizen zijn volgens Teamvier bijna altijd onderdeel van een verbouwing.

Indien motivatie en het vermogen om te veranderen (ability) samenkomen, dan maken prikkels (triggers) kans om gedragsverandering succesvol te initiëren. Als de motivatie ontbreekt en/of het ingewikkeld is, dan blijft de gedragsverandering uit.

Verleiden – de wortel

Het huidige beleid bestaat volgens Derksen vooral in het teken van verleiden en van een niet altijd consistent subsidiebeleid. Daardoor ontstaat er geen echte markt voor energieneutrale verbouw. Daarbij komt dat de bouw vooral in het teken van nieuwbouw staat.

Goede bedoelingen zijn te prijzen, maar er zal meer in stelling moeten worden gebracht om de zaak op voldoende schaal en snel genoeg in beweging te krijgen

“Het streven naar een energieneutrale gebouwde omgeving is vooral omgeven met ..
geloof en goede bedoelingen. In feite zegt de overheid: als we de burger maar duidelijk maken hoe belangrijk het is, dan zal hij zijn huis heus wel energieneutraal maken.”

Duwen – de stok

Met Derksen ben ik van mening dat we kunnen leren van de nieuwbouw. De voortschrijdende normstelling van afgelopen decennia heeft aangetoond te werken. Het werkt positief uit op de motivatie (je doet niet meer mee als je  je niet aanpast), het stimuleert ‘abibility’ door experimenteren en demonstreren en het levert ’triggers’ op omdat men weet wat er komen gaat (je krijgt een vergunning als je aan de eisen voldoet).
In de bestaande bouw heb je geen vergunning nodig, dus ligt dat wat lastiger. Maar wat te denken van een koppeling van energieprestatie en WOZ-tarief, of het transactiemoment bij verkoop van de woning, of het niet vervangen van de versleten gasinfrastructuur, of het verhogen van de CO2-heffing? We zullen serieus na moeten denken hoe we de ‘sense of urgentie’ kunnen vergroten, ook al is dat niet altijd en niet voor iedereen fijn. Ondertussen kunnen we dat combineren met het creëren van gunstige voorwaarden waaronder bewoners en eigenaren de slag kunnen maken.
“Voor de koplopers heb je ander beleid nodig dan
voor de opschaling naar de massa.”

Uiteindelijk ontstaat het urgentiegevoel vanzelf …

Provincies en gemeenten hebben een belangrijke rol in de energietransitie. Volgens Derksen is het Rijk nu echter (ook) aan zet omdat het gaat om een groot nationaal thema. Wat mij betreft gaat het zowel om het consistent doorzetten van populair beleid dat gericht is op bewustmaking, verleiding en stimulering, als om het ontwikkelen van impopulair, meer dwingend beleid dat het gevoel van urgentie verhoogt. Blijft dat achterwege, dan sukkelen we vooruit totdat de wal het schip keert en we niet anders kunnen. Zo bezien komt het urgentiegevoel vanzelf, maar of we daar blij van zullen worden ….  
“Die energietransitie moet technisch gezien kunnen slagen.
Als het niet lukt is de reden simpel. We willen het niet.”

Meer informatie:

Meer weten?

Bel (0570-628474) of mail Jan Straatman (j.straatman@balance-result.nl)

 
 

Amsterdam gasloos

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wij delen graag onze opinies met u om samen stappen te zetten in deze veranderende wereld.